Ik houd mij aan twee soorten printplaten: volle breedte (10 cm = 39 banen) en halve breedte (49mm = 19 banen). Nu de vraag en het antwoord: waarom zijn 2 keer 19 banen (38 banen) niet gelijk aan een volle breedte (39 banen). Door het in de lengte doorzagen verdwijnt er één baan. Dat zagen is trouwens een fluitje van een cent met een ijzerzaag en zelfs met een figuurzaagje (het zijn ‘geperste kartonnen’ printplaatjes – geen pertinax of glasvezel die heel vlug je zaag bot maken).
Het ontwerpen van een printje gaat in het begin vrij moeizaam en je maakt vlug fouten maar zoals met alles: al doende leert men.
Potlood en papier werkt ook, maar met een stukje software gaat het toch iets gemakkelijker. Wanneer het uiteindelijke ontwerp klaar is, heb ik twee aanzichten: de bovenkant met de componentenopdruk en de koperzijde met de isolatiesplaatsen.
Dat isoleren kan tussen twee gaatjes of in een gaatje. Tussen twee gaatjes in kan een deel van het koper worden weggesneden met een cutter of een slijpschijfje. Voorzichtigheid is hierbij geboden want de gaatjes staan slechts op 2,54 mm van elkaar (1/10 inch). Ikzelf vind het gemakkelijker om een isolatie op een gaatje aan te brengen. Het nadeel is dan wel dat het uiteindelijk ontwerp van de print wat groter wordt. Voordeel is dat het gemakkelijker werken is.
De twee aanzichten (op schaal 1/1):

Nu moeten de isolatieplaatsen en boorgaten worden overgebracht op de strokenprint.
Bij een eenmalige print is de hard way de vlugste manier van werken. Wat is die hard way? Het papieren ontwerp naast je (reeds gezaagd) printje leggen en alle isolatieplaatsen en boorgaten met een viltstiftje op het koper tekenen. Fouten zijn vlug gemaakt!
Ik verkies de easy way. Het is wat meer werk maar fouten tijdens het over tekenen zijn bijna uitgesloten.
Voor die easy way maak ik een sjabloontje waarna ik met dat sjabloontje de gaatjes op de print kan aanduiden.
Het sjabloontje is een dun maar stevig stukje karton waar het afgedrukt gedeelte van het sporenplan wordt opgekleefd. Een gewone lijmstift is daarvoor ideaal. Met een rubberen rolletje aandrukken om eventuele luchtbellen te verwijderen.

Met een cutter en een stevige lat wordt het sjabloontje netjes uitgesneden op de werkelijke grootte van de printplaat.

Nu kunnen we beginnen met een geduldwerkje. Met een
holpijpje van 2 mm worden alle isolatieplaatsen en boorgaten uitgestanst. Het kartonnen sjabloontje wordt daarbij best op een harde houten plaat gelegd.

En we gaan door tot alle gaatjes zijn uitgestanst.

De kartonnen 2 mm rondjes zijn misschien nog voor één of andere modelbouwtoepassing geschikt?

Door het uitstansen van de gaatjes is het karton aan de achterkant van het sjabloontje lichtjes vervormd. Even overgaan met wat fijn schuurpapier rond een blokje gewikkeld en het sjabloon is terug effen.

Het sjabloontje is nu klaar en kan voor een kleine serieproductie van printjes worden gebruikt.
Om de boor- en isolatiegaatjes op de print te transfereren klemmen we het sjabloontje op de reeds op maat gezaagde print vast met modelbouwklemmetjes (of met wasknijpers). Met een fijn viltstiftje duiden we al die gaatjes aan.


En het printje is klaar om onder de boormachine te gaan…