F4UH3

Gestart door GVL, 06 november 2024, 19:07:10 PM

GVL

Niet 100% tevreden met de gesuperde Peco-wissels op mijn baan, onderneem ik in deze bijdrage een poging om, op basis van een in de handel beschikbare wissel, tot een model te komen dat beter overeenstemt met de Belgische praktijk.  Vooral de positie van de dwarsliggers dient verbeterd.  Die liggen bij Peco allemaal loodrecht op het doorgaande spoor terwijl ook de typische dubbele dwarsliggers ontbreken.  Verder is de bevestiging van de rails op de bielzen nogal eenvoudig voorgesteld.  En tenslotte wil ik ook nog een betere nabootsing van de NMBS-glijstoelen en -strijkregels (totnogtoe heb ik Franse onderdeeltjes gebruikt).

Als grote voorbeeld dient de wissel F4UH3 waarvan een plan te vinden is op de onnavolgbare Spoorse Zolder -- https://www.tassignon.be/trains/documentation/plans.php.  Met een lengte van 24.3 meter tussen wisseltongen en puntstuk is die kort genoeg om geloofwaardig in HO voorgesteld te worden.

Vertrekpunt is een wissel van Weinert (artikel 74502).  Ik heb ook even Tillig overwogen.  Bij beide producten is het raster van de dwarsliggers relatief flexibel en aanpasbaar en dus komen ze in aanmerking voor verbouwing.  Uiteindelijk is de keuze op Weinert gevallen wegens –

-   Code 75-rails die met een hoogte van 166 mm overeenkomen, een vrij zwaar profiel (60 kg/m, schat ik);
-   De dwarsliggers bij Tillig zijn trapeziumvormig en bovenaan slechts 2.8 mm breed; die bij Weinert zijn iets breder, maar toch nog smaller dan in het echt;
-   Bevestigingsmateriaal naar Belgisch voorbeeld; steunplaten op de bielzen vastgemaakt met 4 houtdraadbouten en 2 bouten die de rail klemmen (bij Weinert iets fijner uitgevoerd);
-   Lengte van het tongenstel, de kruising en van de strijkregels sluit relatief nauw aan bij het plan van de F4UH3;
-   Steviger gebouwd dan de Tillig-wissels, vooral ter hoogte van de stelstang;
-   Weinert levert ook allerlei losse onderdelen die van pas zouden kunnen komen.

Bij beide wissels liggen de dwarsliggers loodrecht op het doorgaande spoor tot aan de kruising en daarna onder een lichte hoek, zoals in het echt.  De overeenkomst met het Belgische voorbeeld is niet 100% maar lijkt mij aanvaardbaar op een modelbaan.  Wisselbouw bij de NMBS is vrij gestandaardiseerd te zijn en er wordt steeds gewerkt met bielzen met vaste lengtes (2.7, 3.0, 3.3 ... 4.5 m).  Dat geeft een 'getrapt' bovenzicht.  Bij Weinert is daar iets van de zien (wellicht naar Duits voorbeeld) terwijl bij Tillig bijna iedere dwarsligger een andere lengte heeft.  Weinert positioneert ook de bielzen centraal op de sporen, waaruit volgt dat die geen rechte lijn vormen aan de kant van het doorgaande spoor .  Dit is niet zo op het plan van de F4UH3 maar het dergelijke plaatsing is wel te zien op oudere plannen van de NMBS (zie, bijvoorbeeld, Le Manuel du Piqueur).

Voor de ombouw drukken we het plan op schaal uit en starten we met het bielzenpatroon.
 
We merken dat de dubbele dwarsliggers bij Weinert niet correct geplaatst zijn en dat ze tegen elkaar liggen. Bij de NMBS bedraagt de centerafstand 435 mm, wat betekent dat er een beetje 'lucht' zit tussen beide houtstukken.  We corrigeren één en ander door de dwarsliggers bij Weinert tussen tongenstel en kruising van elkaar los te maken en ook degene die na de kruising liggen.  Daarbij moet ook de elektrische verbinding tussen de buitenste rails en de tussenrails eraan geloven.  Tot onze opluchting laten de losgesneden bielzen zich meer dan een halve cm over de railstaven verschuiven, zonder schade. 



De dubbele bielzen voor de tongen (die volgens plan elkaar wel raken) schuift 1 tussenafstand op.  Daardoor verkrijgen we de 3 enkele houtstukken tussen stelstang en dubbele dwarsligger.  Verder worden de dubbele dwarsliggers na de tongen en na de kruising worden verwijderd.  Bij F4UH3 liggen er dubbele dwarsliggers onder het scharnierpunt van de tongen.  Die worden gevormd door 2 enkele samen te voegen.  Zo bekomen we 11 enkele bielzen onder de tongen, waarop de glijstoelen een plaatsje zullen vinden.  Onderstaande foto toont het resultaat aan de zijde van het tongenstelsel – niet perfect maar wel een redelijke overeenkomst met het plan.



Voorbij het puntstuk gaan we op eenzelfde manier te werk.  De kruising telt immers 8 dwarsliggers (waarvan er 5 de strijkregels dragen).  Tenslotte wordt de zone onder de tussenrails aangepakt.  Die is in model merkelijk korter dan op het plan dus eindigen we daar met 13 enkele houtstukken en 1 dubbel tussen tongenstel en kruising (in het echt 16 enkele en 1 dubbel).  De functie van de dubbele dwarsligger is me niet duidelijk.  Er zijn op de Spoorse Zolder ook (oudere) plannen te vinden van een F4H3 zonder die dubbele dwarsligger.  Zijn er forumleden die meer info kunnen geven?

Omdat de slag van de Weinert-bielzen beperkt is, moeten we een 3-tal houtstukken te fabriceren om de gaten te vullen.  Daarvoor gebruiken we latjes van notelaar (3 x 2 mm) die tot 1.9 mm afgevijld moeten worden zodat de messing steunplaatjes van Weinert of van Weichen Walter nog tussen rail en latje passen.  Hieronder het vergelijk tussen model en plan, ter hoogte van de kruising.  Ook dat ziet er redelijk uit.  Wellicht kan de ene schuine dwarsligger vlak voor de kruising ook nog gecorrigeerd worden.



Op die manier is de 1ste fase afgehandeld.  Nu volgen de glijstoelen.

Groeten.

Herwig

de heer Klaas Zondervan maakt diens wissels gans zélf.  Gecombineerd met Peco-rails, dacht 'k. Is zo'n zelfbouw op de duur niet
'makkelijker' dan 'ombouwen' ?   

GVL

#2
Dank jullie voor de vele 'likes'.

Herwig, ik heb mij nog nooit aan zelfbouw gewaagd maar mits de nodige ervaring en de juiste hulpmiddelen lijkt het me zeker doenbaar om binnen een redelijk tijdsbestek een wissel te produceren.  Groot voordeel is dat de geometrie volledig zelf te bepalen is.  Anderzijds heb ik nog maar zelden een zelfgebouwde wissel gezien die er beter of meer gedetailleerd uitziet als een industrieel vervaardigd exemplaar, behalve dan degene van de hand van enkele Engelse meesters die evenwel gebruik maken van het rijkelijke lokale aanbod van wisselcomponenten.

Belgische glijstoelen, althans de jongere uitvoeringen, hebben een typische vorm.  Ze lijken niet op wat er in model bestaat, al is er enige overeenkomst met sommige Franse exemplaren.  Ik ben dus een echte glijstoel gaan opmeten en fotograferen, met de bedoeling 3D-printjes te laten produceren. 


(opvallend de goede staat van de houtschroefkoppen, getooid met de legendarische B)

Met de hoogte heb ik een beetje moeten spelen ten einde ze mooi te laten aansluiten op de ziel van de code 75-rails.  Ook de wanddiktes van de stukjes zijn iets zwaarder uitgevoerd zodat ze minder snel vervormen bij het manipuleren.  Na wat gissen en missen, is dit het resultaat.



Daarna volgt een prutswerkje waarbij de (mooie) Duitse glijstoelen van Weinert afgeschaafd worden met een beitelmesje.  Nadat de glijstoelen gemonteerd zijn met een dropje superlijm, krijgen we dit resultaat.  De eigenlijke glijplaat is bij Weinert met 2 houtschroeven vastgemaakt.  Bij onze wissel in het echt is dat er maar één maar dat heb ik zo gelaten.



Groeten.

Herwig

  heel erg interessant en leerrijk          als er al iets typisch NMBS is ...
  aub 'onderweg' in uw ombouw goeie foto's maken voor een eventueel foto-artikel in MSM ...

Michael

Gino worden deze glijstoelen alleen bij wissels gebruikt of bij alle rails? Mooi detail
Mvg,
Michaël

DCC, Lissy,Lijn154

GVL

Michael, alleen bij wissels, ter hoogte van de tongen.
Groeten.

GVL

In de volgende etappe komen de strijkregels van F4UH3 aan bod.  Op het plan staan 'verhoogde strijkregels Mod. 77' afgebeeld.  Na wat opzoekwerk op het internet blijken dit dergelijke exemplaren te zijn.


(hier een langer type dat zich over 6 dwarsliggers uitstrekt)

De klemmen, U-vormige smeedstukken, worden opgemeten.



'Verhoogd' betekent dat de bovenkant van de strijkregel 20 mm uitsteekt tov bovenkant rail.  Dit is in model niet gewenst (verhindert oa het reinigen van de rails) en dus wordt de totale hoogte beperkt tot 2 mm.  De strijkregelklemmen worden uitgezet over 5 dwarsliggers.  Daarbij wordt de hoek tussen dwarsliggers en railstaaf overgenomen, wat tot gevolg heeft dat er 2 versies dienen ontworpen te worden – één voor het doorgaand spoor en één voor het aftakkend spoor.  De geleidingsrail zelf is 1 x 1 mm in het midden en verjongt tot 0.5 mm breedte tussen de voorlaatste en de laatste klem.  De finale 3D-prints zien er zo uit.



Opnieuw gaan de originele details van Weinert voor de bijl en worden de prints op de kruising gelijmd. 



De opening tussen rails en strijkregels is kritisch.  Met behulp van een metaalplaatje van 1.25 mm dikte is ervoor gezorgd dat de nieuwe stukjes zeker voldoende afstand houden van de rails.  We willen immers geen opspringende wielen wanneer een trein over de wissel rijdt.  Tevens neem ik de volgende keer traagwerkende superlijm die wat meer tijd biedt om alles netjes te positioneren.

Na het printen van de strijkregels is (nogal laat) de vraag opgekomen wanneer de NMBS met deze uitvoering gestart is.  Het plan van de wissel dateert van 2003 maar is een revisie van een plan dat in 1980 opgemaakt is.  Welke type strijkregel stond er op het originele plan?  De 'Mod. 77' in de benaming zou kunnen wijzen op een ontwerp uit 1977.  Peter (PeterVG op dit forum) is zo vriendelijk geweest in zijn archief te duiken en te helpen zoeken naar fotografisch bewijs.  De oudste foto die we gevonden hebben waarop de bewuste strijkregels te zien zijn, is dit zeer sfeervolle beeld, gemaakt in 1982 en dat overigens tal van details toont.  Wie over arendsogen beschikt, kan naast 6300 tegen de linkerrand van de foto nog net een U-klem ontwaren.  Iets meer op de achtergrond ligt een Engelse wissel die uitgerust is met de meer voorkomende strijkregels opgebouwd uit vlakke plaat. 

https://www.flickr.com/photos/eparanoia/40756733793
(link wegens geen rechten op de foto)

Men kan dus voorlopig aannemen dat 'verhoogde strijkregels Mod. 77' rond ongeveer 1980 ingevoerd zijn en bijgevolg bruikbaar zijn vanaf de 2de helft van tijdperk IV.  In elk geval zijn ze veel vaker te zien op foto's uit de late jaren '80 en '90.  Wie ook een eerdere periode wil uitbeelden, kan teruggrijpen op het onderstaande type.  Dat is vervaardigd uit spoorstaaf, lijkt sterk op de Weinert-strijkregel en vereist dus geen ombouw.

https://www.flickr.com/photos/154376151@N04/50195238402
(link wegens geen rechten op de foto)

Uiteraard zijn verdere inzichten en commentaren betreffende het onderwerp welkom.

Groeten.

Klaas Zondervan

Citaat van: GVL op 13 november 2024, 18:47:13 PM'Verhoogd' betekent dat de bovenkant van de strijkregel 20 mm uitsteekt tov bovenkant rail.  Dit is in model niet gewenst (verhindert oa het reinigen van de rails)
Is niet alleen vanwege het reinigen. Ook volgens de normen van de Morop mogen de strijkregels niet boven de rail uitsteken.
Dat heeft o.a. te maken met locs waarbij het tandwiel tegen de binnenkant van het wiel zit. De diameter van zo'n tandwiel is vaak gelijk aan de diameter van het loopvlak. Bij een verhoogde strijkregel zou het tandwiel daarop vastlopen.

Je bent mooi gedetailleerd bezig. Eerder werd genoemd dat ik mijn wissels zelf bouw, maar die zijn veel simpeler van opzet.

PeterVG

#8
Gino
Excuseer dat ik even een zijspoortje neem maar ik wil graag even uw flickr fotolink onder de aandacht brengen.
De foto die David Arnould online plaatse toont de 210.067 (latere 6067) welke in 1965 een experimentele elekronische schakeling van ACEC ingebouwd kreeg. Deze schakeling werd later standaard ingebouwd bij het type 210.2 (reeks 61).
Kijk even naar het logo op het front van de loc. Dat maakt duidelijk dat de loc een afwijkende sturing ingebouwd kreeg.

201.067 (future 6067) by David ARNOULD, on Flickr

Meer info op:
https://www.cooltrain.be/index.php/grote-treinen/locomotieven/nmbs-reeks-60-en-61

Zo, tot zover en nu weer ter zake.

5910

Dag Gino

Hier zijn we ook bezig met het zelfde onderwerp.

Wisselmotor met beugels.
[/url]
Klemmen voor rails en strijkregel.
[/url]

Ps: Scherpere foto's lukt niet met de Gsm.

Groeten
Luc

GVL

Klaas, dank voor de verduidelijking.

Peter, mooie aanvullende info ivm het type 210 (ik had vooral oog voor de wissel ...).

Luc, goed om lezen dat er nog modelspoorders werken op meer gedetailleerde sporen en wissels.  Goed idee ook om die wisselmotoren met beugel te printen want de beugels apart monteren is altijd een prutswerkje.  Bij modelwissels ligt de stelstang niet op het einde van de tongen (zoals in het echt).  Ben je van plan de motor naast de stelstang of naast de tip van de tongen te plaatsen?

Groeten.

5910


Dag Gino




Ik heb momenteel als eerste geprobeerd met zelf een stelbiels te maken, omdat ik ook de wisseltongen
vervangen heb door hele stukken spoor. ( Wissels Peco code 75 )  Met een opening zijdelings van de wissel.
Waarboven dan de wisselmotor geplaatst wordt, zodat het aandrijfstangetje niet zichtbaar is.




Volgende stap is om een stelbiels te printen, waar dan ook de trekstangen van de wissel te zien zijn.
Waar ik nog niet zeker van ben, hoe mijn wisseltongen sterk genoeg te bevestigen aan deze print.

Luc


SuSke

#12
Aan de voet van de tong een stukje plat veerbrons solderen. Dat kan je mooi omplooien en door een gaatje in de stelbiels bevestigen. Zo kan je ook mooi op het puntje van de tong werken en toch voldoende soldeerveld hebben aan de railvoet.

Dat heb ik al gedaan om een Tillig Elite wissel te herstellen waarvan dat puntje op de kop van de tong was afgebroken.
Frans - 2R digitaal (tpIII-IV Belgisch - TPV&VI de vrije markt) en wat eigenaardigheidjes :-)
lid van MTD treinenclub vzw Edegem - www.mtdtreinenclub.be
Tentoonstelling MODELSPOOR by MTD - 50 jaar MTD - Hangar 27, Edegem op 18 & 19 Oktober 2025
De trein rijdt nooit op tijd, maar altijd op sporen.

5910

Bedankt voor de tip.

GVL

Luc, ik heb ooit eens 2 wissels laten bouwen in Engeland en daar werd eveneens de methode van Suske toegepast.  Eén been van een L-vormig messingdraadje op de voet van de tong solderen, en het 2de been (dat naar onder wijst) in een gaatje in de stelstang steken en aan de onderkant overplooien.  Overigens interessante voorbeeldfoto die je toont.  Lijkt een modern wisseltype met, oa, pandrol clips voor de bevestiging van de spoorstaven.

De laatste ingreep betreft het aanbrengen van enerzijds de koppelingen voor het puntstuk en anderzijds de raillassen.  De koppelingen worden vervaardigd uit een stripje plasticard van 0.3 mm en enkele bouten van Grandt Line.



Met betrekking tot de positie van de raillassen bestaat er onduidelijkheid.  De wissel telt 5 dubbele dwarsliggers waar zich raillassen kunnen bevinden.  Ter hoogte van de kruising H3 zullen zeer waarschijnlijk alle railstaven onderbroken zijn.  Kruisingen worden immers veelal als eenheid voorgemonteerd en ter plaatse ingepast in de wissel.  De invoering van LGS (langgelaste staven) zal daar wel verandering in gebracht hebben.

Tevens vermoed ik dat de buitenste railstaven van het tongenstel aparte stukken zijn (dubbele bielzen links en rechts van de tongen op plan).  Ook tongenstellen zijn veelal gestandaardiseerde componenten.

Moeilijker wordt het bij de tongen zelf.  Aangezien het om een wissel met verende tongen gaat, neem ik aan dat die niet onderbroken zijn boven de dubbele dwarsligger op het einde van het tongenstel.  Zo niet, zouden we met scharnierende tongen te maken hebben, zoals allicht in onderstaande foto?



En dat leidt tot de volgende speculatie. Zou het kunnen dat de staven van de verende tongen doorlopen tot de middelste dubbele dwarsligger (die tussen tongenstel en kruising) en dat zich daar een onderbreking van de tussenrails bevindt?  Er is meer onderzoek van het grote voorbeeld nodig.  In elk geval zal de NMBS niet zonder reden dubbele dwarsliggers inbouwen en een andere verklaring lijkt op dit ogenblik niet voorhanden.  Zijn er forumlezers die beter op de hoogte zijn?

Voorlopig heb ik enkel die raillassen bevestigd waarvan ik zeker ben.  De stukjes komen van Weinert (geëtste messing) of van ABCyp (3D prints).

Tot slot wordt het geheel in een (roest)bruine kleur gespoten (bv 80% Flat Brown plus 20% Flat Yellow van Tamiya).  Tussen de sporen wordt er een streepje verdunde donkergrijze wash gespoten (om een hoofdspoor uit te beelden).  De rails worden daarna met donkerbruine poeders bewerkt en de glijstoelen en raillassen krijgen een zwarte wash plus een minimale hoeveelheid zwart poeder.  Op die manier komen de Weinert-details en de zelf aangebrachte onderdeeltjes mooi tot hun recht.  Als laatste stap worden de strijkregels en het puntstuk voorzien van een witte veiligheidsschildering.





Ik laat de wissel thans zo.  Bij het inbouwen zullen de spoorstaven gekort worden aan de uiterste dubbele dwarsliggers, waar de wissel aansluit op het spoor.

Groeten.